Over Sappho





Dichters uit Nederland en België die in de eenentwintigste eeuw debuteerden schrijven over de dichteres Sappho, die ongeveer 600 jaar voor Christus leefde op het eiland Lesbos. Met deze blog wordt een voorschot genomen op een programma over de poëzie van Sappho tijdens de drieënveertigste editie van het Poetry International Festival (dinsdag 12 tot en met zondag 17 juni 2012).



donderdag 7 juni 2012

15. Anne Büdgen




Jolande Sappho
Rijkdom zonder verdienste

koor
belegging, hypotheek, erfenis, buitelende banken, wankele zitplaatsen
in de regen, dag drachme, wereldleiders, occupy, een pot nat
crisis, obligatie, huizenhoge vragen in het zwarte gat

Jolande Sappho
            is geen ongevaarlijke buur,
het mengsel van allebei

koor
sodejodelahitidariteit, nijverheid, herwaardering kleine vreugde
en gezelschapsspel, groen asfalt, eco-nomische liefde, globalisharing,
boete Hummer, Rutte door het putje, coalitie stuk

Jolande Sappho       
is het toppunt van geluk


fragment uit: Liederen van Lesbos, Griekse tragedie in drie bedrijven

Anne Büdgen debuteerde in 2007 met ze hapte van een tomaat.

dinsdag 5 juni 2012

dinsdag 15 mei 2012

13. Bianca Boer



tand destijds

ach Sappho werk van eeuwen oud
wat heb ik helemaal gelezen?
bleven je beste zinnen bestaan?

van Jezus zijn 30 doodskleden over
terwijl hij slechts een keer stierf
nou goed, anderhalf misschien

je iets kleins schrijven moet lukken
iets onafs wellicht ook nog
maar waar doen we het voor?

Jezus is van na jouw tijd
da’s waar ook


Bianca Boer debuteerde in 2010 met Vliegen en andere vogels.

maandag 7 mei 2012

12. Annemarie Estor







Ooit is de maan verloren gegaan.
Mijn zus is uit dat lichtjaar opgestaan.
In haar eentje is zij niet te zien,
maar wordt zij door haar helft benaderd,
dan straalt ze rood en zwaar,
vertraagt het jaar bij Dabaran.



Annemarie Estor debuteerde in 2010 met Vuurdoorn me.

11. Gert de Jager




Van Sappho ben ik gaan houden op de middelbare school – niet dankzij de militaristische docent Grieks die, over onze gebogen hoofden heen, een ideologisch gelijk uit de jaren dertig probeerde te halen. Hysterie van caesarkapsel en knickerbockers: de Russen zouden hem weten te vinden.

De wereld van Sappho zal niet heel anders zijn geweest. Militaristische clans die elkaar van Cycladen tot Sporaden bevochten. En dan het vasteland nog. Op haar school bereidde ze elitemeisjes voor op het leven en het huishouden. Op een gegeven moment gingen ze weg.

Van Sappho ben ik gaan houden dankzij J.D. Salinger. Eerst was er Holden Caulfield, maar daarna Seymour Glass. Seymour, an Introduction vond ik het meest bijzondere verhaal dat ik  ooit had gelezen. Die eindeloze zelfreflectie van Buddy Glass, de schrijver. De geniale dichter Seymour die zijn aan de oorlog overgehouden stressstoornis probeerde te overwinnen met zen en poëzie. Met een ideaal van zuiverheid dat alleen bij geniale kinderen te vinden was – en dat was een pleonasme. Seymour schoot zich door het hoofd; schrijver Buddy had vervolgens zelf wat te overwinnen.

Salinger heb ik sinds 1973 niet willen herlezen. Echte zenpoëzie, een beeld dat een epifanie weergeeft en te weeg brengt -  ik vind het nog steeds het hoogste wat een dichter kan bereiken. In 1973 verscheen Een jonge maan, de haikubloemlezing van J. van Tooren. Haiku’s hebben een aura gekregen van poëtische zelfhulp, maar vijf eeuwen Japanse traditie laten iets anders zien.

Aan Seymour, an Introduction ging Raise High the Roof Beam, Carpenters vooraf. Twee lange verhalen die samen het hart van de Glass-saga vormen. Raise High the Roof Beam, Carpenters is de beginregel van fragment nr. 111. De nokbalk moet hoog geheven worden omdat een bruidegom binnentreedt: ‘de gelijke van Ares / een man groter dan groot.’ De bruiloft van Seymour verloopt niet zo gladjes als gepland – voorafschaduwing van wat er later zou gebeuren. Google leert me dat Sappho nog één keer prominent voorkomt in de Glass-saga: in Franny and Zoeey. Vlak voor ze instort, schrijft Franny Glass haar geliefde een brief. ‘I think I'm beginning to look down on all poets except Sappho,’ schrijft ze. ‘"Delicate Adonis is dying, Cytherea, what shall we do? Beat your breasts, maidens, and rend your tunics." Isn't that marvellous?’ De cursivering is van Salinger en kenmerkend voor de manier waarop hij, tot in de brief van een personage, spreektaal suggereert.

Ik heb maximaal duizend woorden. Net als haiku’s ben ik de poëzie van Sappho tot op de dag van vandaag blijven lezen. Een haiku suggereert onmiddellijkheid – de onmiddellijke waarneming van een beeld. Spreektaal suggereert onmiddellijkheid – de onmiddellijke waarneming van een stem. Sappho schrijft strak-metrisch, maar ook zij benadert de spreektaal. ‘Sappho bekleedt een aparte plaats in de Griekse poëzie omdat zij weinig gebruik maakt van dichterlijk idioom,’ schrijft haar vertaler Paul Claes. Op zijn gezag neem ik het aan – al is er maar één volledig gedicht overgeleverd uit een oeuvre dat negen boeken besloeg. Het is hoe dan ook de reden waarom ze wordt bewonderd – door Seymour, Franny, Salinger en al die andere lezers van ruwweg 2600 jaar later. Toon, beeldspraak, taalgebruik – aan het begin van het genre der lyriek in de westerse poëzie staat het werk van een dichteres die aan het geritualiseerde wist te ontsnappen.

Ze was niet echt de eerste. Dat was, zo wil de traditie, Archilochos van Paros. Een dichter-soldaat die stoer en opschepperig de spot dreef met rivalen. Niet lang daarna komt de schooljuffrouw met gedichten vol onproductieve emoties als weemoed. Melancholie, de schoonheid van jonge vrouwen die uit haar leven zullen verdwijnen zoals de schoonheid bij die jonge vrouwen zelf zal verdwijnen. Van haar uiterlijk moest Sappho het niet hebben – ook dat wil de traditie. Misschien verwoordt die traditie een biografische waarheid. Ze verwoordt in ieder geval een emblematische waarheid: een waarheid waarmee elke opvoeder het op een akkoordje moet zien te gooien.

Het slotgedicht van mijn bundel Sterk zeil telt zes regels. De eerste en de laatste zijn ontleend aan een gedicht van Sappho. ‘Er zijn er die de ruiterij,/ het voetvolk of de vloot het mooiste/ vinden op de donkere aarde;/  ik wat men bemint.’ En: ‘Liever zag ik haar lieflijke gang/ en het glanzen van haar gezicht / dan de Lydische strijdwagens / en zwaarbewapende soldaten.’ Niet alleen vanwege de hoeveelheid regels moet dit Sappho zijn. 

Ik ga geen zes regels van mezelf citeren, maar ook in mijn gedicht is iets het mooiste op de zwarte aarde en dat is wel degelijk de vloot: ‘de vloot / die gaat over het blauwe water’. Vervolgens is er een reling waaraan ‘ik’ zich vasthoudt, een aarde die – we zijn op zee - niet langer zwart is, maar blauw, en de palm van een hand. ‘De lieflijke gang’ is niet alleen de titel van het gedicht, maar het zijn ook de slotwoorden – en daarmee van de bundel als geheel. Ik schreef het gedicht in de trein – tussen Abcoude en Culemborg: vrij snel dus. Om de een of andere reden had ik de vertaling van Claes meegenomen. Iemand houdt zich ergens aan vast en een ‘lieflijke gang’ is het resultaat. Meer dan om de letterlijkheid van Sappho’s woorden gaat het, denk ik, om de concreetheid van een beeld. Ik weet niet helemaal zeker of de zes regels het 2600 jaar uit zullen houden.

Stiekem behandel ik Sappho met mijn leerlingen; ik ben geen classicus. ‘Zweet stroomt van mij af/ een beven bevangt me/ ik ben groener dan gras / het lijkt of ik dood ga.’ ‘Groener dan gras’ – een versletener beeld valt moeilijk voor te stellen. Niet door de taal wordt het beeld als nieuw, niet door de toon – dat wordt het door de koppeling aan directe lichamelijke sensaties. De groenheid van het gras wordt zelf een lichamelijke sensatie – van Sappho en van ons. Dat alles komt misschien in de buurt van een epifanie.

Franny was te genadeloos toen ze neerkeek op ‘all poets’. Maar de oude schooljuf herinnert ons eraan waar het in de poëzie om gaat.


Gert de Jager debuteerde in 2009 met de bundel Sterk zeil.

10. Frederik Lucien De Laere



Liefde / reminder
Het is een bitterzoet sluipdier,
het is de klierkoorts, de toorts
die in mijn lijf laait.
Het is de bevangenheid,
het slangachtig sidderen
van genot, het totterdood
liefhebben van het hoogste,
de onbereikbare appel,
de klap op de vuurpijl
wanneer ik je ontmoet,
ik droom een stoet
vol geliefden,
het is van moeten.



Frederik Lucien De Laere debuteerde in 2003 met de bundel Paniek in het circus.

dinsdag 1 mei 2012

9. Martijn Benders



Ik begrijp best waarom Poetry International dit jaar het thema 'Sappho' heeft gekozen. Immers, bijna alleen nog oudere dames lezen nog poëzie en je kunt dan mooi een koppelverkoop doen met reisjes naar Lesbos, wat de hotelpartners van Poetry vast ook goed uitkomt. Ook begrijp ik zeer wel dat in een gerontocratie, zoals Johan Sanctorum het zo mooi noemde, men altijd teruggrijpt op enkele herkenbare punten uit de geschiedenis, zoals een oude van dage graag naar de steunbeugel of de rollator grijpt. Het ligt dan ook niet aan mijn gebrek aan begrip dat ik dit jaar eigenlijk niet van plan was te reageren - de poëzie van Sappho doet mij vrij weinig, en ik begrijp ook niet waarom in een wereld waarin zoveel interessante poëzie de vergetelheid dreigt in te raken de huidige elite haar stinkende best lijkt te doen vooral maar op veilig te spelen - of nee, ook dat begrijp ik alweer best: het is, om nogmaals Sanctorum te citeren, "in wezen het drama van de cultuur: 99% van wat zich in de bovenste regionen van de samenleving bevindt, is nefast voor het voortbestaan van de menselijke soort."


Martijn Benders debuteerde in 2009 met de bundel Karavanserai.

8. Nanne Nauta



Voor S.

Op de trappen van Lesbos

betastte ik langzame woorden.


Daarna ging ik vogels kijken en

struikelde nu over een dode

schildpad.



Nanne Nauta debuteerde in 2006 met Dit is de regel.

7. Martijn den Ouden



De bloedhete lucht trilt over de zanderige vlakten rondom het pompstation. Een man in een besmeurde overall worstelt met een koelkast. Het is de derde dit jaar die het begeeft. De man vloekt, spuugt zijn sliertig haar uit dat telkens zijn mond opzoekt. Zijn armen omklemmen de koelkast, de ineengestorte ijsbeer, walst met hem uit de maat langs de rode benzinepomp en zet hem naast de andere twee koelkasten voor de veranda.

Het zweet druipt van zijn kop. Hij kamt met zijn handen het haar achterover, slikt, hikt, perst zijn tong tussen zijn lippen door. De zon brandt door zijn kleren, tovert rode vlekken voor zijn ogen, een gesmoorde zoem voor de stilte.

Van achter het niets, waar niets te vermoeden is ontspruit een geluid dat van een vliegtuig kan zijn, van een autobus -de zilveren hazewind, en aan de horizon weerkaatst het zonlicht in de ruit van een wagen die stof doet opwaaien, wolken schuin de hemel in blaast.

De Wrangler komt met geblokkeerde wielen in het zand tot stilstand. Waar de hand langs het portier naar de handel zoekt verschijnt de vuurrode verflaag van de Jeep. Een zwaar en zwart gelaarsde vrouw zet voet aan de grond. In haar laarzen steken haar slanke benen, in zwart leer. Alles aan deze vrouw is zwart. De riem, de opengeknoopte blouse, haar haren -een meter lang, ravenzwart, de nagellak, alles is zwart, behalve haar huid die gebronsd is en bezweet en bestoft.

Uit een zilveren doosje neemt ze een sigaret, steekt op en geeft een gil, diep, rauw, de zwarte jakhals. In het donker van de deuropening verschijnt de man met het sliertig haar. 'I need water.' Met rook uit haar mond. 'And, fill her up.' De man doet een stap naar buiten, in de schaduw van het dak, knikt en verdwijnt andermaal in de donkere opening.

Ze schroeft de dop van de 1-gallon fles, zet hem aan haar mond, drinkt en morst. Sliertjes water verschonen, verfrissen het vel in haar nek. De zware laarzen laten het zand knarsen. Het metalen mondstuk aan de benzineslang tikt tegen de behuizing van de tank van de Jeep. Brandstof spuit binnen, maakt kolkjes in de tank, kolkjes, schuim dat vervluchtigt.

Het tweede portier opent zich, in fases. Een slaperig gezicht heeft zich opgericht. Een blote voet in een teenslipper voelt aarzelend aan de zilveren richel van de Jeep, glijdt erlangs, drukt in het zand en de benen volgen. Lange slanke benen, witgoud in een strakke afgeknipte spijkerbroek. Een om haar middel vastgeknoopte wit katoenen blouse, los hangend over de schouders, zonder knopen -afgescheurd, jonge borsten, witgoud, blonde, schitterende haren. Ze knippert met haar ogen, wrijft erin, loopt naar de in zwart gehulde vrouw die daar met alles achter haar rug; de Jeep, het pompstation, en voor haar het niets en de zon lijkt te poseren met een hand in de zij, in de ander de lichtdoorlatende 1-gallonfles water.

'Sapphy, can I have some water?'



Martijn den Ouden debuteerde in 2010 met Melktanden.

woensdag 25 april 2012

6. Fred Papenhove



Orde

Sappho heeft mij verlaten,
haar lichaam wordt nu
door een ander bezet.

Alles wat ik bedenk:
haar verdrinken in zee, opblazen
met semtex, wurgen met mijn handen,

valt teniet bij de constatering:
de avond begint, het wordt koud,
ik ga de tuindeuren sluiten.



Fred Papenhove debuteerde in 2005 met De Rode Soldatenvis.

5. John Schoorl

 
Zoete appel
Ik kwam vanochtend Sappho tegen,
Ze had er de pest over in

Dat Barcelona van Chelsea had verloren,
En dat Messi een kleine terugval kent.

Verder feliciteert ze Johan Cruijff,
Met zijn 65ste verjaardag,

En hoopt ze oprecht dat
Feijenoord de Champions League haalt.

Ze was zeer in haar nopjes
Dat voor het komende EK-voetbal,

De zoete appel is verkozen tot
Officiële speelbal van het toernooi.



John Schoorl debuteerde in 2007 met A Capella.

4. Mark Boog


zoals de zoete appel
        bloost aan het eind van een tak
hoog in de hoogste twijgen
        vergeten door de plukkers
neen, niet vergeten
        maar niet te bereiken...

Het enige wat erger is dan een gedicht dat niet af is, is een gedicht dat té af is. Elke dichter streeft daarom naar het onvoltooide. Gaat hij te ver, voltooit hij per abuis het gedicht, dan zit hij met een volmaakt ronde, glanzende kei. Er kan met bewondering naar gekeken worden, in een zorgvuldig verlichte vitrinekast doet de kei het uitstekend, maar je kunt er niets mee. (De ware hermetische poëzie is dan ook niet, zoals wel eens gedacht wordt, de onbegrijpelijke, de duistere. Het zijn juist de perfecte, geheel afgewerkte gedichten, waaraan alles klopt, vlekkeloos metrum, smaakvol rijm, die ontoegankelijk zijn: alles is dichtgeplamuurd, tot aan de kieren langs de ramen en de deuren toe.)
  Stopt de dichter daarentegen te vroeg, uit luiheid of gemakzucht of simpelweg bij vergissing, verklaart hij zijn gedicht af voordat de juiste graad van onvoltooidheid is bereikt, dan is het resultaat alleen maar slordig. Er zijn overbodige regels, er wringen bijvoeglijke naamwoorden, beelden kloppen net niet en kraken in hun voegen, kunnen elk moment instorten: het gedicht is niet klaar.
  Nee, pas als het gedicht precies onvoltooid genoeg is, is het af. Er moeten rafels zijn en scherpe randen, gaten en obstakels, juist zoveel dat het onmogelijk is om het gedicht als een glijbaan te nemen: roetsj, klaar, volgende, maar niet zo veel dat het een stormbaan wordt, die zwoegend en vloekend wordt afgelegd, omdat het nu eenmaal moet. Tussen glij- en stormbaan bevindt zich het punt waarop het gedicht op zijn best is. Het nodigt tot lezen uit maar ook tot herlezen, levert genot én stof tot nadenken, sleept mee én biedt weerstand.
  Helaas kunnen we niet allemaal Sappho zijn en de prachtige onvoltooidheid zomaar in de schoot geworpen krijgen, nee, werken moeten we, werken tot niets meer voltooid is. Het grootste probleem daarbij is nog dat de onvoltooidheid niet opzettelijk mag zijn. De haken en de ogen moeten óndanks de dichter bestaan.
  Sappho wist dat, ook voordat de vernietiging haar teksten inkortte, want de zoete appel in bovenstaand gedicht (hier in de vertaling van Paul Claes) staat natuurlijk voor de voltooidheid. We proberen de vrucht te bereiken maar slagen er net niet in. Lukte het wel, het resultaat zou vreemd teleurstellend zijn. Probeerden we het niet elke keer toch weer, met volle overgave, we zouden niet eens tot halverwege de stam reiken.


Mark Boog debuteerde in 2000 met de dichtbundel Alsof er iets gebeurt.

maandag 23 april 2012

3. Sasja Janssen



Ben jij het vlak na het donker, ben jij het in die kamers
waaruit hij, mijn lief, de dagen heeft gejat, waar het beest nu
met mij paart en mijn lakens bijt zwart brutaal?

Met je dansende tong, je jurk die schuimt, niet meer
van deze tijd, ga weg, ga, maar rozenvingerig liert ze mijn verdriet
rozenvingerig laat ze me weer alleen.

Om wie ik huilen moet weet ik niet, om mijn beest dood in de kast
mijn dief die niet meer stelen komt, om haar die Sappho is.


Sasja Janssen debuteerde in 2007 met de bundel Papaver.

dinsdag 10 april 2012

2. Lies van Gasse





Ik heb me voor mijn beeldbijdrage gebaseerd op deze verzen van Sappho:

mijn tong is gebroken,
een licht vuur loopt door
mijn huid, ik zie niets meer
mijn oren suizen

zweet stroomt van mij af
een beven bevangt me
ik ben groener dan gras


Wat ik proberen te vatten heb in mijn beeld, is het dromerige, bijna mystieke dat Sappho aan de liefde beschrijft. Het lijkt haast een religieuze ervaring, waarbij de geliefden opstijgen naar een andere dimensie om in elkaars nabijheid te zijn. Ik heb ook gepoogd de kleur in dit beeld een vertellende rol te bedelen. Het helle blauw en het groen scheppen het idee van een parallelle wereld. Verder is het natuurlijk ook een vertaling in beeld van het heel zintuiglijke dat in Sappho’s poëzie opspeelt.

Lies van Gasse debuteerde in 2008 met de bundel Hetzelfde gedicht steeds weer.

1. Philip Ingelse


fragment 1:

zij fluistert … phèdre *)
………………………
zonder besef hoe gelukt ……
…………………………..
……………………………
wat hij doet …..een engel
……….ik een ander
………………………
…………….een varken**) lief.....
phèdre vat……………..
…nus……………..arthur
…………………….zich
onverg………………..
………..snipper……….ot os

*) variant: de mooiste
**) variant: monster

fragment 2:
…………….met………
ook een vloot vol jongens
……………………ze zijn
behoeft haar prijzen
die meneer daar weet niet
…………hij is……………
soms is…………………
en spreekt in mijn voordeel
zo heb ik ………….gehad
…………………haar zuster
ton… gaat met…………
hoe toch confetti………
……ankelijk valt
en ik ver…… mij t…..


Philip Ingelse (1943) debuteerde in 2002 met de bundel Gratie.

dinsdag 20 maart 2012

Beginpassage

Dik tweeënhalf millennium geleden leefde en schreef de dichteres Sappho. Door de tand des tijds is een onbekend deel van haar poëzie beschadigd en verdwenen geraakt, waardoor vooral fragmenten zijn overgebleven. Slechts één gedicht is compleet, de Ode aan Aphrodite, volgens Ezra Pound de mooiste poëzie denkbaar. Daarnaast bestaan er tien lange en tien korte teksten en de rest betreft veelal tweeregelige scherven.

We weten dat ze ongeveer 600 jaar voor Christus leefde en dat ze in Mitylene op het Griekse eiland Lesbos woonde. Wellicht had ze een dochter die Kleïs heette, wellicht onderwees ze jonge meisjes, wellicht viel ze op vrouwen en wellicht sprong ze van een rots nadat ze door de veerman Phaoon was afgewezen. De enige echte bron over Sappho’s leven zijn haar eigen gedichten, maar de vraag is in hoeverre we deze autobiografisch mogen lezen.

Zeker is dat kunstenaars van over de hele wereld en van alle tijden geïnspireerd zijn geraakt door Sappho’s poëzie over liefde, verlangen en erotiek. Plato noemde haar “de tiende Muze”. Ook is er een technische innovatie naar haar vernoemd: de sapfische ode. Haar werk leeft ook buiten de literatuur voort: de dichteres is terug te vinden op schilderijen, in opera’s en in dans.

Sappho wordt gezien als de eerste vrouwelijke dichters uit de westerse geschiedenis en groeide uit tot een icoon voor het feminisme. Eeuwen na haar bestaan kijkt ze nog steeds mee over de schouder van iedere dichteres (“get off my back, Sappho”, dichtte Robin Morgan). Sappho’s poëzie werd bovendien een populair onderzoeksobject binnen de gender studies.

Wellicht spreekt deze poëzie juist dankzij haar onvolledigheid nog steeds tot de verbeelding. Hans Faverey bekende: ‘Van Sapfo ben ik gaan houden/ sinds de vernietiging/ haar teksten heeft ingekort.’ En zo zijn er zowel dichters die de gaten willen vullen, als vertalers die om de gaten heen moeten denken. Al in het Nederlandstalige gebied levert dit een mooie verscheidenheid op. Een illustratie:

H.H. ter Balkt:

‘zoals de honingappel roodkleurt aan de bovenste tak,
bovenin, aan de bovenste boomtak; de appelplukkers vergaten –
Nee, ze vergaten hem niet, zij konden niet bij hem komen’

Anton van Wilderode:

Zoals een suikerappeltje roodt op het uiterste takje
hoog op de allerhoogste, - ach, door de plukkers vergeten;
vergeten, welnee, - maar voor hun greep onbereikbaar!

Paul Claes:

Zoals de zoete appel
bloost aan het eind van een tak
hoog in de hoogste twijgen
vergeten door de plukkers
neen, niet vergeten
maar niet te bereiken…

Aart Wildeboer & Pierre Suasso de Lima de Prado:

Zoals een zoete appel
rijpend aan de hoogste tak
niet vergeten door de plukkers
maar buiten hun bereik

Mieke de Vos:

Zoals de zoete appel rood kleurt aan het eind van een tak,
Hoog in de hoogste takken, vergeten door de appelplukkers,
Nee, ze vergaten hem niet, ze konden hem niet bereiken
P.C. Boutens:

Zooals ’n volrijpe appel aan ’t uiteind roodt van zijn takje
Hoog in den top van den boom, dien de appelenplukkers vergaten–
Neen, zij vergaten hem niet, zij vermochten hem niet te bereiken....

W.E.J. Kuipers:

Zo als een zomerzoet’ appel bloost aan den top van zijn takje,
Toplings aan d’uitersten top, vergeten met al door de plukkers–
Och welnee, niet vergeten op ’t eind, maar niet te bereiken!

Eddy de Laet:

Zoals aan de blozende appel die rijpt hoog in de kruin
op de allerhoogste tak, de plukkers voorbijgaan
- nee, ze hebben hem niet vergeten, maar ze konden er niet bij – ...
Het woord is nu aan dichters uit Nederland en België die in de eenentwintigste eeuw debuteerden. Op deze Poetry International weblog Ik zeg dat iemand ons nog herinneren zal zullen hun ideeën over en hun ervaringen met Sappho verschijnen. Hiermee nemen zij een voorschot op een programma over de poëzie van Sappho tijdens de drieënveertigste editie van Poetry International. Het festival vindt van dinsdag 12 juni tot en met zondag 17 juni 2012 plaats in Rotterdam en draagt het thema Het Onvoltooide.