Over Sappho





Dichters uit Nederland en België die in de eenentwintigste eeuw debuteerden schrijven over de dichteres Sappho, die ongeveer 600 jaar voor Christus leefde op het eiland Lesbos. Met deze blog wordt een voorschot genomen op een programma over de poëzie van Sappho tijdens de drieënveertigste editie van het Poetry International Festival (dinsdag 12 tot en met zondag 17 juni 2012).



dinsdag 15 mei 2012

13. Bianca Boer



tand destijds

ach Sappho werk van eeuwen oud
wat heb ik helemaal gelezen?
bleven je beste zinnen bestaan?

van Jezus zijn 30 doodskleden over
terwijl hij slechts een keer stierf
nou goed, anderhalf misschien

je iets kleins schrijven moet lukken
iets onafs wellicht ook nog
maar waar doen we het voor?

Jezus is van na jouw tijd
da’s waar ook


Bianca Boer debuteerde in 2010 met Vliegen en andere vogels.

maandag 7 mei 2012

12. Annemarie Estor







Ooit is de maan verloren gegaan.
Mijn zus is uit dat lichtjaar opgestaan.
In haar eentje is zij niet te zien,
maar wordt zij door haar helft benaderd,
dan straalt ze rood en zwaar,
vertraagt het jaar bij Dabaran.



Annemarie Estor debuteerde in 2010 met Vuurdoorn me.

11. Gert de Jager




Van Sappho ben ik gaan houden op de middelbare school – niet dankzij de militaristische docent Grieks die, over onze gebogen hoofden heen, een ideologisch gelijk uit de jaren dertig probeerde te halen. Hysterie van caesarkapsel en knickerbockers: de Russen zouden hem weten te vinden.

De wereld van Sappho zal niet heel anders zijn geweest. Militaristische clans die elkaar van Cycladen tot Sporaden bevochten. En dan het vasteland nog. Op haar school bereidde ze elitemeisjes voor op het leven en het huishouden. Op een gegeven moment gingen ze weg.

Van Sappho ben ik gaan houden dankzij J.D. Salinger. Eerst was er Holden Caulfield, maar daarna Seymour Glass. Seymour, an Introduction vond ik het meest bijzondere verhaal dat ik  ooit had gelezen. Die eindeloze zelfreflectie van Buddy Glass, de schrijver. De geniale dichter Seymour die zijn aan de oorlog overgehouden stressstoornis probeerde te overwinnen met zen en poëzie. Met een ideaal van zuiverheid dat alleen bij geniale kinderen te vinden was – en dat was een pleonasme. Seymour schoot zich door het hoofd; schrijver Buddy had vervolgens zelf wat te overwinnen.

Salinger heb ik sinds 1973 niet willen herlezen. Echte zenpoëzie, een beeld dat een epifanie weergeeft en te weeg brengt -  ik vind het nog steeds het hoogste wat een dichter kan bereiken. In 1973 verscheen Een jonge maan, de haikubloemlezing van J. van Tooren. Haiku’s hebben een aura gekregen van poëtische zelfhulp, maar vijf eeuwen Japanse traditie laten iets anders zien.

Aan Seymour, an Introduction ging Raise High the Roof Beam, Carpenters vooraf. Twee lange verhalen die samen het hart van de Glass-saga vormen. Raise High the Roof Beam, Carpenters is de beginregel van fragment nr. 111. De nokbalk moet hoog geheven worden omdat een bruidegom binnentreedt: ‘de gelijke van Ares / een man groter dan groot.’ De bruiloft van Seymour verloopt niet zo gladjes als gepland – voorafschaduwing van wat er later zou gebeuren. Google leert me dat Sappho nog één keer prominent voorkomt in de Glass-saga: in Franny and Zoeey. Vlak voor ze instort, schrijft Franny Glass haar geliefde een brief. ‘I think I'm beginning to look down on all poets except Sappho,’ schrijft ze. ‘"Delicate Adonis is dying, Cytherea, what shall we do? Beat your breasts, maidens, and rend your tunics." Isn't that marvellous?’ De cursivering is van Salinger en kenmerkend voor de manier waarop hij, tot in de brief van een personage, spreektaal suggereert.

Ik heb maximaal duizend woorden. Net als haiku’s ben ik de poëzie van Sappho tot op de dag van vandaag blijven lezen. Een haiku suggereert onmiddellijkheid – de onmiddellijke waarneming van een beeld. Spreektaal suggereert onmiddellijkheid – de onmiddellijke waarneming van een stem. Sappho schrijft strak-metrisch, maar ook zij benadert de spreektaal. ‘Sappho bekleedt een aparte plaats in de Griekse poëzie omdat zij weinig gebruik maakt van dichterlijk idioom,’ schrijft haar vertaler Paul Claes. Op zijn gezag neem ik het aan – al is er maar één volledig gedicht overgeleverd uit een oeuvre dat negen boeken besloeg. Het is hoe dan ook de reden waarom ze wordt bewonderd – door Seymour, Franny, Salinger en al die andere lezers van ruwweg 2600 jaar later. Toon, beeldspraak, taalgebruik – aan het begin van het genre der lyriek in de westerse poëzie staat het werk van een dichteres die aan het geritualiseerde wist te ontsnappen.

Ze was niet echt de eerste. Dat was, zo wil de traditie, Archilochos van Paros. Een dichter-soldaat die stoer en opschepperig de spot dreef met rivalen. Niet lang daarna komt de schooljuffrouw met gedichten vol onproductieve emoties als weemoed. Melancholie, de schoonheid van jonge vrouwen die uit haar leven zullen verdwijnen zoals de schoonheid bij die jonge vrouwen zelf zal verdwijnen. Van haar uiterlijk moest Sappho het niet hebben – ook dat wil de traditie. Misschien verwoordt die traditie een biografische waarheid. Ze verwoordt in ieder geval een emblematische waarheid: een waarheid waarmee elke opvoeder het op een akkoordje moet zien te gooien.

Het slotgedicht van mijn bundel Sterk zeil telt zes regels. De eerste en de laatste zijn ontleend aan een gedicht van Sappho. ‘Er zijn er die de ruiterij,/ het voetvolk of de vloot het mooiste/ vinden op de donkere aarde;/  ik wat men bemint.’ En: ‘Liever zag ik haar lieflijke gang/ en het glanzen van haar gezicht / dan de Lydische strijdwagens / en zwaarbewapende soldaten.’ Niet alleen vanwege de hoeveelheid regels moet dit Sappho zijn. 

Ik ga geen zes regels van mezelf citeren, maar ook in mijn gedicht is iets het mooiste op de zwarte aarde en dat is wel degelijk de vloot: ‘de vloot / die gaat over het blauwe water’. Vervolgens is er een reling waaraan ‘ik’ zich vasthoudt, een aarde die – we zijn op zee - niet langer zwart is, maar blauw, en de palm van een hand. ‘De lieflijke gang’ is niet alleen de titel van het gedicht, maar het zijn ook de slotwoorden – en daarmee van de bundel als geheel. Ik schreef het gedicht in de trein – tussen Abcoude en Culemborg: vrij snel dus. Om de een of andere reden had ik de vertaling van Claes meegenomen. Iemand houdt zich ergens aan vast en een ‘lieflijke gang’ is het resultaat. Meer dan om de letterlijkheid van Sappho’s woorden gaat het, denk ik, om de concreetheid van een beeld. Ik weet niet helemaal zeker of de zes regels het 2600 jaar uit zullen houden.

Stiekem behandel ik Sappho met mijn leerlingen; ik ben geen classicus. ‘Zweet stroomt van mij af/ een beven bevangt me/ ik ben groener dan gras / het lijkt of ik dood ga.’ ‘Groener dan gras’ – een versletener beeld valt moeilijk voor te stellen. Niet door de taal wordt het beeld als nieuw, niet door de toon – dat wordt het door de koppeling aan directe lichamelijke sensaties. De groenheid van het gras wordt zelf een lichamelijke sensatie – van Sappho en van ons. Dat alles komt misschien in de buurt van een epifanie.

Franny was te genadeloos toen ze neerkeek op ‘all poets’. Maar de oude schooljuf herinnert ons eraan waar het in de poëzie om gaat.


Gert de Jager debuteerde in 2009 met de bundel Sterk zeil.

10. Frederik Lucien De Laere



Liefde / reminder
Het is een bitterzoet sluipdier,
het is de klierkoorts, de toorts
die in mijn lijf laait.
Het is de bevangenheid,
het slangachtig sidderen
van genot, het totterdood
liefhebben van het hoogste,
de onbereikbare appel,
de klap op de vuurpijl
wanneer ik je ontmoet,
ik droom een stoet
vol geliefden,
het is van moeten.



Frederik Lucien De Laere debuteerde in 2003 met de bundel Paniek in het circus.

dinsdag 1 mei 2012

9. Martijn Benders



Ik begrijp best waarom Poetry International dit jaar het thema 'Sappho' heeft gekozen. Immers, bijna alleen nog oudere dames lezen nog poëzie en je kunt dan mooi een koppelverkoop doen met reisjes naar Lesbos, wat de hotelpartners van Poetry vast ook goed uitkomt. Ook begrijp ik zeer wel dat in een gerontocratie, zoals Johan Sanctorum het zo mooi noemde, men altijd teruggrijpt op enkele herkenbare punten uit de geschiedenis, zoals een oude van dage graag naar de steunbeugel of de rollator grijpt. Het ligt dan ook niet aan mijn gebrek aan begrip dat ik dit jaar eigenlijk niet van plan was te reageren - de poëzie van Sappho doet mij vrij weinig, en ik begrijp ook niet waarom in een wereld waarin zoveel interessante poëzie de vergetelheid dreigt in te raken de huidige elite haar stinkende best lijkt te doen vooral maar op veilig te spelen - of nee, ook dat begrijp ik alweer best: het is, om nogmaals Sanctorum te citeren, "in wezen het drama van de cultuur: 99% van wat zich in de bovenste regionen van de samenleving bevindt, is nefast voor het voortbestaan van de menselijke soort."


Martijn Benders debuteerde in 2009 met de bundel Karavanserai.

8. Nanne Nauta



Voor S.

Op de trappen van Lesbos

betastte ik langzame woorden.


Daarna ging ik vogels kijken en

struikelde nu over een dode

schildpad.



Nanne Nauta debuteerde in 2006 met Dit is de regel.

7. Martijn den Ouden



De bloedhete lucht trilt over de zanderige vlakten rondom het pompstation. Een man in een besmeurde overall worstelt met een koelkast. Het is de derde dit jaar die het begeeft. De man vloekt, spuugt zijn sliertig haar uit dat telkens zijn mond opzoekt. Zijn armen omklemmen de koelkast, de ineengestorte ijsbeer, walst met hem uit de maat langs de rode benzinepomp en zet hem naast de andere twee koelkasten voor de veranda.

Het zweet druipt van zijn kop. Hij kamt met zijn handen het haar achterover, slikt, hikt, perst zijn tong tussen zijn lippen door. De zon brandt door zijn kleren, tovert rode vlekken voor zijn ogen, een gesmoorde zoem voor de stilte.

Van achter het niets, waar niets te vermoeden is ontspruit een geluid dat van een vliegtuig kan zijn, van een autobus -de zilveren hazewind, en aan de horizon weerkaatst het zonlicht in de ruit van een wagen die stof doet opwaaien, wolken schuin de hemel in blaast.

De Wrangler komt met geblokkeerde wielen in het zand tot stilstand. Waar de hand langs het portier naar de handel zoekt verschijnt de vuurrode verflaag van de Jeep. Een zwaar en zwart gelaarsde vrouw zet voet aan de grond. In haar laarzen steken haar slanke benen, in zwart leer. Alles aan deze vrouw is zwart. De riem, de opengeknoopte blouse, haar haren -een meter lang, ravenzwart, de nagellak, alles is zwart, behalve haar huid die gebronsd is en bezweet en bestoft.

Uit een zilveren doosje neemt ze een sigaret, steekt op en geeft een gil, diep, rauw, de zwarte jakhals. In het donker van de deuropening verschijnt de man met het sliertig haar. 'I need water.' Met rook uit haar mond. 'And, fill her up.' De man doet een stap naar buiten, in de schaduw van het dak, knikt en verdwijnt andermaal in de donkere opening.

Ze schroeft de dop van de 1-gallon fles, zet hem aan haar mond, drinkt en morst. Sliertjes water verschonen, verfrissen het vel in haar nek. De zware laarzen laten het zand knarsen. Het metalen mondstuk aan de benzineslang tikt tegen de behuizing van de tank van de Jeep. Brandstof spuit binnen, maakt kolkjes in de tank, kolkjes, schuim dat vervluchtigt.

Het tweede portier opent zich, in fases. Een slaperig gezicht heeft zich opgericht. Een blote voet in een teenslipper voelt aarzelend aan de zilveren richel van de Jeep, glijdt erlangs, drukt in het zand en de benen volgen. Lange slanke benen, witgoud in een strakke afgeknipte spijkerbroek. Een om haar middel vastgeknoopte wit katoenen blouse, los hangend over de schouders, zonder knopen -afgescheurd, jonge borsten, witgoud, blonde, schitterende haren. Ze knippert met haar ogen, wrijft erin, loopt naar de in zwart gehulde vrouw die daar met alles achter haar rug; de Jeep, het pompstation, en voor haar het niets en de zon lijkt te poseren met een hand in de zij, in de ander de lichtdoorlatende 1-gallonfles water.

'Sapphy, can I have some water?'



Martijn den Ouden debuteerde in 2010 met Melktanden.