Over Sappho





Dichters uit Nederland en België die in de eenentwintigste eeuw debuteerden schrijven over de dichteres Sappho, die ongeveer 600 jaar voor Christus leefde op het eiland Lesbos. Met deze blog wordt een voorschot genomen op een programma over de poëzie van Sappho tijdens de drieënveertigste editie van het Poetry International Festival (dinsdag 12 tot en met zondag 17 juni 2012).



dinsdag 1 mei 2012

7. Martijn den Ouden



De bloedhete lucht trilt over de zanderige vlakten rondom het pompstation. Een man in een besmeurde overall worstelt met een koelkast. Het is de derde dit jaar die het begeeft. De man vloekt, spuugt zijn sliertig haar uit dat telkens zijn mond opzoekt. Zijn armen omklemmen de koelkast, de ineengestorte ijsbeer, walst met hem uit de maat langs de rode benzinepomp en zet hem naast de andere twee koelkasten voor de veranda.

Het zweet druipt van zijn kop. Hij kamt met zijn handen het haar achterover, slikt, hikt, perst zijn tong tussen zijn lippen door. De zon brandt door zijn kleren, tovert rode vlekken voor zijn ogen, een gesmoorde zoem voor de stilte.

Van achter het niets, waar niets te vermoeden is ontspruit een geluid dat van een vliegtuig kan zijn, van een autobus -de zilveren hazewind, en aan de horizon weerkaatst het zonlicht in de ruit van een wagen die stof doet opwaaien, wolken schuin de hemel in blaast.

De Wrangler komt met geblokkeerde wielen in het zand tot stilstand. Waar de hand langs het portier naar de handel zoekt verschijnt de vuurrode verflaag van de Jeep. Een zwaar en zwart gelaarsde vrouw zet voet aan de grond. In haar laarzen steken haar slanke benen, in zwart leer. Alles aan deze vrouw is zwart. De riem, de opengeknoopte blouse, haar haren -een meter lang, ravenzwart, de nagellak, alles is zwart, behalve haar huid die gebronsd is en bezweet en bestoft.

Uit een zilveren doosje neemt ze een sigaret, steekt op en geeft een gil, diep, rauw, de zwarte jakhals. In het donker van de deuropening verschijnt de man met het sliertig haar. 'I need water.' Met rook uit haar mond. 'And, fill her up.' De man doet een stap naar buiten, in de schaduw van het dak, knikt en verdwijnt andermaal in de donkere opening.

Ze schroeft de dop van de 1-gallon fles, zet hem aan haar mond, drinkt en morst. Sliertjes water verschonen, verfrissen het vel in haar nek. De zware laarzen laten het zand knarsen. Het metalen mondstuk aan de benzineslang tikt tegen de behuizing van de tank van de Jeep. Brandstof spuit binnen, maakt kolkjes in de tank, kolkjes, schuim dat vervluchtigt.

Het tweede portier opent zich, in fases. Een slaperig gezicht heeft zich opgericht. Een blote voet in een teenslipper voelt aarzelend aan de zilveren richel van de Jeep, glijdt erlangs, drukt in het zand en de benen volgen. Lange slanke benen, witgoud in een strakke afgeknipte spijkerbroek. Een om haar middel vastgeknoopte wit katoenen blouse, los hangend over de schouders, zonder knopen -afgescheurd, jonge borsten, witgoud, blonde, schitterende haren. Ze knippert met haar ogen, wrijft erin, loopt naar de in zwart gehulde vrouw die daar met alles achter haar rug; de Jeep, het pompstation, en voor haar het niets en de zon lijkt te poseren met een hand in de zij, in de ander de lichtdoorlatende 1-gallonfles water.

'Sapphy, can I have some water?'



Martijn den Ouden debuteerde in 2010 met Melktanden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten