Over Sappho





Dichters uit Nederland en België die in de eenentwintigste eeuw debuteerden schrijven over de dichteres Sappho, die ongeveer 600 jaar voor Christus leefde op het eiland Lesbos. Met deze blog wordt een voorschot genomen op een programma over de poëzie van Sappho tijdens de drieënveertigste editie van het Poetry International Festival (dinsdag 12 tot en met zondag 17 juni 2012).



woensdag 25 april 2012

4. Mark Boog


zoals de zoete appel
        bloost aan het eind van een tak
hoog in de hoogste twijgen
        vergeten door de plukkers
neen, niet vergeten
        maar niet te bereiken...

Het enige wat erger is dan een gedicht dat niet af is, is een gedicht dat té af is. Elke dichter streeft daarom naar het onvoltooide. Gaat hij te ver, voltooit hij per abuis het gedicht, dan zit hij met een volmaakt ronde, glanzende kei. Er kan met bewondering naar gekeken worden, in een zorgvuldig verlichte vitrinekast doet de kei het uitstekend, maar je kunt er niets mee. (De ware hermetische poëzie is dan ook niet, zoals wel eens gedacht wordt, de onbegrijpelijke, de duistere. Het zijn juist de perfecte, geheel afgewerkte gedichten, waaraan alles klopt, vlekkeloos metrum, smaakvol rijm, die ontoegankelijk zijn: alles is dichtgeplamuurd, tot aan de kieren langs de ramen en de deuren toe.)
  Stopt de dichter daarentegen te vroeg, uit luiheid of gemakzucht of simpelweg bij vergissing, verklaart hij zijn gedicht af voordat de juiste graad van onvoltooidheid is bereikt, dan is het resultaat alleen maar slordig. Er zijn overbodige regels, er wringen bijvoeglijke naamwoorden, beelden kloppen net niet en kraken in hun voegen, kunnen elk moment instorten: het gedicht is niet klaar.
  Nee, pas als het gedicht precies onvoltooid genoeg is, is het af. Er moeten rafels zijn en scherpe randen, gaten en obstakels, juist zoveel dat het onmogelijk is om het gedicht als een glijbaan te nemen: roetsj, klaar, volgende, maar niet zo veel dat het een stormbaan wordt, die zwoegend en vloekend wordt afgelegd, omdat het nu eenmaal moet. Tussen glij- en stormbaan bevindt zich het punt waarop het gedicht op zijn best is. Het nodigt tot lezen uit maar ook tot herlezen, levert genot én stof tot nadenken, sleept mee én biedt weerstand.
  Helaas kunnen we niet allemaal Sappho zijn en de prachtige onvoltooidheid zomaar in de schoot geworpen krijgen, nee, werken moeten we, werken tot niets meer voltooid is. Het grootste probleem daarbij is nog dat de onvoltooidheid niet opzettelijk mag zijn. De haken en de ogen moeten óndanks de dichter bestaan.
  Sappho wist dat, ook voordat de vernietiging haar teksten inkortte, want de zoete appel in bovenstaand gedicht (hier in de vertaling van Paul Claes) staat natuurlijk voor de voltooidheid. We proberen de vrucht te bereiken maar slagen er net niet in. Lukte het wel, het resultaat zou vreemd teleurstellend zijn. Probeerden we het niet elke keer toch weer, met volle overgave, we zouden niet eens tot halverwege de stam reiken.


Mark Boog debuteerde in 2000 met de dichtbundel Alsof er iets gebeurt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten